Voorgaan in het verkeer betekent dat jij voor mag gaan en het andere verkeer moet stoppen. Er zijn verschillende situaties waarin jij, als voetganger of fietser, voor mag gaan. Deze oefeninig richt zich op de algemene situaties waarin jij voor mag gaan.
Komt er iemand uit een uitrit rijden? Dan mag jij altijd voorgaan. Dit mag als je voetganger bent, maar ook als je fietst.
Als je bij het zebrapad wilt oversteken, mag je altijd voorgaan. Dit geldt alleen voor voetgangers. Met de fiets aan de hand krijg je bij het zebrapad wel voorrang.
Bij een kruispunt heb je als voetganger geen voorrang. Je moet dan iedereen voor laten gaan. Als je fietst, stop dan bij het kruispunt. Het verkeer van links moet jou voor laten gaan. Jij moet het verkeer van rechts voor laten gaan.
Als een auto achteruit rijdt of wil parkeren, mag jij voorgaan. Dat mag als je voetganger bent, maar ook als je fietst.
Loop of fiets jij op een weg en blijf je rechtdoor gaan? Dan moet het verkeer dat wil afslaan jou voor laten gaan.
Als een bus buiten de bebouwde kom weg wil rijden, dan mag jij voorgaan. Let wel goed op of de bus je ook heeft gezien.