Lees de tekst nog niet.
Lees de titel en de tussenkopjes.
Waar zal de tekst vooral over gaan? Kies het antwoord dat zo volledig mogelijk is.
Neerslag
Neerslag betekent letterlijk: 'water dat op de aarde neerslaat'. Het kan dan gaan om water in vloeibare vorm of in vaste vorm. Hierdoor bestaan er verschillende typen neerslag, zoals regen, sneeuw en hagel.
Een regenbui uit een donkere wolk.
Ontstaan van neerslag
De aarde bestaat voor een groot deel uit water. Wel driekwart van het aardoppervlak is bedekt met water. Dit water speelt een belangrijke rol in het ontstaan van neerslag. Door de warmte van de zon wordt het aardoppervlak en dus ook het water opgewarmd. Water dat wordt opgewarmd verdampt en de waterdamp die dan ontstaat, stijgt op. Hoe hoger de waterdamp komt, des te kouder het wordt. Door deze verandering in temperatuur verandert de damp weer in vloeibaar water. Dit proces noem je ook wel condenseren en dit gebeurt alleen op vaste oppervlakten, dus ook op de stof- en roetdeeltjes in de lucht. Als de waterdamp is gecondenseerd, vormen zich dus waterdruppels op die deeltjes. Dit zijn hele kleine en lichte waterdruppels, zo licht dat ze blijven zweven. Een heleboel van deze zwevende waterdruppeltjes bij elkaar, vormen samen een wolk. Als die druppeltjes tegen elkaar botsen, worden ze samen één grote druppel. Zo'n druppel wordt dan ook zwaarder. Soms zelfs zo zwaar, dat de druppel niet meer kan blijven zweven en dus naar beneden valt. Als dit gebeurt, dan hebben we te maken met neerslag.
Regen, sneeuw of hagel?
Hoewel neerslag altijd ontstaat doordat er waterdruppels binnen de wolken te zwaar worden om te blijven zweven, vallen ze niet altijd in dezelfde vorm naar beneden. Dit heeft te maken met de temperatuur. Wolken zweven meestal op grote hoogte, waar het zo koud is dat het vriest. Bij temperaturen onder 0 bestaat de neerslag die uit de wolken valt daardoor eerst uit ijsklontjes of sneeuwvlokken. Hoe lager de neerslag komt, des te warmer het wordt. Als de temperatuur weer boven 0 komt, ontdooit de neerslag en ontstaan er weer waterdruppels, oftewel: regen. Is het echter heel koud, dan ontdooit de neerslag niet en blijft de neerslag als kleine ijskristallen naar beneden komen, oftewel: sneeuw. Als de temperatuur rond het vriespunt ligt, kan er ook een mengsel van sneeuw en regen vallen. Dit noem je natte sneeuw.
Sneeuwvlokken op een tak.
Soms is de temperatuur buiten boven 0, maar valt de neerslag toch in vaste vorm naar beneden. Dit is het geval bij hagel. Deze vorm van neerslag ontstaat als er sterk stijgende luchtstromen zijn. In de wolk worden de waterdruppels dan omhoog geblazen. Door de koude lucht bevriezen de waterdruppels, waardoor het hagelstenen worden, een soort kleine ijsdruppels. Als de hagelstenen zo groot en zwaar zijn dat ze niet meer kunnen blijven zweven, vallen ze naar beneden. Kleine en lichte hagelsteentjes die nog wel kunnen blijven zweven, worden opnieuw omhoog geblazen door de luchtstromen. Telkens als dat gebeurt, krijgen ze een extra laagje ijs en worden ze dus iets zwaarder. Soms kunnen ze wel honderden keren omhoog worden geblazen. Want pas als ze zwaar genoeg zijn, vallen ze naar beneden en ontstaat er een hagelbui.