Mineralen zijn stenen die miljoenen jaren geleden zijn ontstaan. Ze bestaan uit natuurlijke stoffen, die we in het dagelijks leven nog veel gebruiken. Zout is hier een mooi voorbeeld van.

Miljoenen jaren geleden bestond een heel groot deel van West-Europa uit zee. Deze binnenzee had een smalle doorgang naar de oceaan. Het zoute water van de oceaan kwam via deze doorgang naar de binnenzee en heel af en toe stroomde dit over. Het zoute water kwam dan op het land. Door de warme temperatuur verdampte het water en bleef de zoutlaag achter. In delen van Europa wordt nog zout gewonnen. Dit zout is dus al miljoenen jaren geleden ontstaan!


Afbeelding van een zoutvlakte.

Mineralen kunnen ook ontstaan door vulkaanuitbarstingen. Bij een vulkaanuitbarsting stroomt de hete magma de vulkaan uit. Eenmaal buiten koelt het uiteindelijk af en gaat het stollen. Wanneer de magma nog wel vloeibaar is stroomt het naar beneden en glijdt het over allerlei andere stenen die rondom de vulkaan liggen. Deze stenen smelten deels met de warme magma mee en zo ontstaat er een nieuwe steen. Deze steen verandert dan vaak in een mineraal.

Ook tijdens aardbevingen kan de samenstelling van de stenen in een aardlaag veranderen. Wanneer de aardkorst openscheurt en de hete magma op een diepere laag terecht komt, verandert de samenstelling van de stenen en de aardlaag ook. Ook dan kunnen verschillende soorten mineralen ontstaan.


Bergkristal.

Niet alleen door warmte en het smelten van stenen ontstaan mineralen, maar dit kan ook door kristallisatie komen. Bergkristal is hier een voorbeeld van. Bergkristal komt van het Griekse woord 'krystallos' en betekent ijs of bevroren water. Het lijkt op ijs en blijft in een warme omgeving heel lang koud. Bergkristal is kleurloos. Er bestaat een soort dat wit is en die 'melkkwarts' genoemd wordt. Bergkristal ontstaat door kristallisatie en wordt als edelsteen gebruikt, omdat het zo mooi en zuiver is. Je kunt dit dus terugvinden in sieraden.