Een ecosysteem is een geheel van planten, dieren en hun leefomgeving. Er zijn verschillende ecosystemen, bijvoorbeeld de savanne, het regenwoud, het poolijs, een naaldbos, enzovoort. Binnen een ecosysteem is iedereen afhankelijk van elkaar. Iedereen heeft elkaar nodig om te kunnen overleven.


Regenwoud met reuzenbamboe.

Een kenmerk van een ecosysteem is de diversiteit. Er zijn een paar dingen die de diversiteit in een gebied kunnen beïnvloeden.

De grootte van een natuurgebied heeft invloed op de diversiteit. Hoe groter het natuurgebied is, hoe meer dieren- en plantensoorten er voorkomen. Als een natuurgebied kleiner wordt, dan zullen er ook minder dieren en planten zijn. 

De veranderingen van de temperatuur, het licht, de hoeveelheid vocht in de bodem en de wind, hebben ook allemaal invloed op de diversiteit. Als deze veranderingen te snel gaan, dan zal er minder diversiteit zijn. De natuur kan deze snelle verandering namelijk niet bijhouden. Als er minder veranderingen zijn dan gebeurt het tegenovergestelde. Er zal dan juist meer diversiteit zijn.


Natuur rondom het Tobameer in Indonesië.

Wanneer een gebied meerdere leefomgevingen heeft, dan is de diversiteit groter. Dit zie je vaak in een grensgebied van verschillende leefgebieden. Er zullen in zo'n grensgebied meerdere planten- en diersoorten leven, omdat de gebieden heel geleidelijk in elkaar overgaan. 

Als een gebied veel voedingsstoffen bezit, dan is dat goed voor de groei van planten en dieren. De 'gewone' diersoorten gebruiken de voedingsstoffen en komen daardoor in grote aantallen voor. Dit is alleen minder goed voor de diversiteit, want de 'bijzondere' diersoorten komen pas voor wannneer er weinig voedingsstoffen aanwezig zijn. Juist deze 'bijzondere' dieren zijn belangrijk voor een hoge diversiteit. Wanneer er vervuilde stoffen in een bepaald leefgebied voorkomen, dan zal de diversiteit minder worden. Planten- en diersoorten zullen door deze stoffen verdwijnen.