Lees de tekst nog niet.
Lees de titel, de tussenkopjes en bekijk de plaatjes.
Wat zie je al?
Wat is het belangrijkste onderwerp van de tekst?
De aarde is van binnen gloeiend heet. In het midden van de aarde zit de aardkern. Het is daar ongeveer 4.000 graden. Om de aardkern zit een aardmantel. Deze mantel bestaat uit een vloeibaar gesteente. Dit noemen we ook wel magma. Daaromheen zit de aardkorst. Dit is, in verhouding tot de rest van de aarde, een dun laagje van steen. Het is de grond onder onze voeten.
Die aardkorst bestaat uit verschillende platen. Dit noemen we aardplaten. Deze aardplaten zitten niet vast aan de aarde. Ze drijven en bewegen. Die beweging ontstaat door de stroming van de magma. Dit merken wij niet, omdat het elke keer maar een heel klein stukje is. Toch kan de beweging van aardplaten grote gevolgen hebben. Door de beweging van aardplaten kunnen er bijvoorbeeld bergen ontstaan.
Aardplaten die naar elkaar toe bewegen; plooiingsgebergte.
Een plooiingsgebergte
Als de platen naar elkaar toe bewegen, dan ontstaat er een botsing. Er komt dan zoveel druk op de platen te staan, dat de platen elkaar omhoog duwen. Hierdoor kan er een plooiingsgebergte ontstaan. Het tussenliggende gebied wordt als het ware in elkaar gefrommeld. Hierdoor ontstaan er een soort plooien. Denk maar eens aan een tafelkleed. Als je de uiteinden naar elkaar toedrukt ontstaan er ook plooien, er komen rimpels in het tafelkleed. De bulten kun je vergelijken met die van een berg. De kuilen kun je vergelijken met de dalen van een gebergte.
Aardplaten die uit elkaar bewegen; breukgebergte.
Een breukgebergte
Door de beweging van aardplaten kunnen er ook breukgebergten ontstaan. Als aardplaten uit elkaar bewegen, dan ontstaat er een breuk en komt er ruimte vrij. Het kan dan voorkomen dat gedeelten van een gebied wegzakken in de breuk. Door dat wegzakken ontstaan er hoogteverschillen. De weggezakte delen noemen we slenken. De delen die hoog zijn gebleven noemen we horsten.