Wat ga je lezen? In de tijd van het Romeinse Rijk hadden niet alle Romeinen een badkamer thuis. Daarom waren er grote badhuizen. Hier konden de Romeinen lekker in bad en zichzelf wassen, maar ze konden er ook nog veel meer doen.
Lees de tekst nog niet. Lees de titel, tussenkopjes en bekijk de afbeeldingen. Wat zie je al? Welke zin past het best bij de afbeelding van het badhuis?
Iedere avond ging Claudius naar het badhuis in de stad Rome. Het was 520 voor Christus en Claudius woonde in het Romeinse Rijk. Niet alle Romeinen hadden een badkamer thuis. Daarom waren er badhuizen. Het was heel normaal om samen met anderen in bad te gaan. In een badhuis waren verschillende grote baden. Sommige waren heel koud, andere juist lekker warm. Ook kon je er in de sauna om te zweten of je kon er een massage krijgen. Claudius was een rijke Romein. Hij had wel een badkamer thuis. Maar hij ging niet alleen naar het badhuis om schoon te worden. Claudius had een belangrijke baan in het leger. In het badhuis sprak hij vaak met de burgemeester. Dan praatten ze over de opdrachten van het leger. Ook kwam Claudius meestal vrienden tegen in het badhuis. Het was altijd gezellig elkaar even te spreken over het weer of theatervoorstellingen. Vrouwen hadden een eigen gedeelte in het badhuis. Die kwam Claudius dus niet tegen. In de tuin van het badhuis kon je meedoen aan allerlei sporten. Claudius ging meestal discuswerpen of gewichtheffen. Na het sporten liet Claudius zich inzepen met geurende olie. Met een huidschraper schraapte hij daarna alle olie van zich af. Hij werd er heel schoon van en zijn huid werd heel zacht. Wanneer Claudius aan het eind van de avond weer naar huis ging, was hij helemaal ontspannen en schoon.