Lees de tekst nog niet.
Lees de titel en bekijk de tijdlijn.
Wat zie je al?
In welke tijd speelt dit verhaal zich af?
 
Het was een warme dag in mei, ongeveer 1000 jaar geleden. Johannes was een ridder. Samen met andere ridders was hij wezen jagen. Als er geen oorlog was, gingen de ridders vaak op jacht. Ze waren al om 4 uur opgestaan. Dat was heel normaal voor een ridder. De hele ochtend hadden ze op hun paarden gereden door de bossen om kasteel Valkendoorn. De ridders hadden met pijl en boog veel dieren geschoten. Eenden, herten en ook een wild zwijn. Ze kwamen bij de gracht van het kasteel en reden over de ophaalbrug. Zo kwamen ze op de binnenplaats van het kasteel.
Het was druk op de binnenplaats. De zadelmaker maakte een nieuw zadel. Een dienstmeisje klopte kleden uit. In de paardenstallen veegden de stalknechten de vloer. De wapensmid maakte nieuwe zwaarden. Albert, de kasteelheer, was een paar dagen weg. Hij was met vijf ridders naar een riddertoernooi op kasteel Donkervoet. Als Albert er niet was, dan was zijn vrouw Helena de baas. Helena was de kasteelvrouw. Meestal ging Helena ook mee jagen. Vandaag kon ze niet mee want er kwam een minstreel op bezoek. In de ridderzaal zong de minstreel liedjes voor Helena en de andere bewoners van het kasteel.
Johannes en de ridders hadden net alle geschoten dieren naar de koks gebracht. Plotseling kwam één van de torenwachters de keuken in rennen. ‘Albert is terug, maar de ridders van kasteel Donkervoet zitten achter hem aan!’ Johannes rende achter de torenwacht aan. Snel klommen ze de trap van de toren op. Bovenop de weergang kon Johannes de ridders van kasteel Donkervoet aan zien komen. Albert stond op de binnenplaats. ‘De ophaalbrug moet omhoog!' schreeuwde hij. 'Sluit het valhek. Alle bewoners naar de donjon!’
Albert en Helena renden voorop naar de donjon. De dienstmeisjes, stalknechten en alle andere bewoners volgden hen. Johannes en de ridders stonden op de weergang, klaar voor de aanval. Het was maar goed dat ze die morgen veel dieren geschoten hadden. Als er oorlog was, konden de bewoners van het kasteel soms maandenlang niet naar buiten. Daarom zorgden ze dat er zoveel mogelijk voedsel in het kasteel was.
Vier boeren en hun gezinnen renden nog snel het kasteel binnen. Ze woonden op de boerderijen in de buurt. Deze boeren brachten vaak dieren of gewassen naar het kasteel. In ruil daarvoor kregen ze bescherming van de kasteelheer als er oorlog was. De ophaalbrug werd omhoog gehaald en het valhek ging dicht. De boeren waren net op tijd binnen! De vijand kwam eraan en ging klaar staan om de gracht. Johannes had zijn boog al gespannen, klaar om de pijl te schieten. ‘Vuur!’ gilde een ridder aan de andere kant van de gracht. Een pijl knalde tegen de borstwering aan, vlak voor Johannes. Meteen schoot hij een pijl op de andere ridders af. Een hevig gevecht barstte los.